Stookvoorschriften

Hieronder leest u de algemene regels die gelden bij het stoken van een vuur.

  1. Het college van B&W, de brandweer en/of de politie kunnen eisen stellen of aanwijzingen geven over het stoken van het vuur.
  2. Als u de aanwijzingen van een toezichthoudend- of opsporingsambtenaar van de gemeente, politie en/of brandweer niet opvolgt, mogen zij het vuur laten beëindigen, andere maatregelen nemen of eventueel een boete opleggen.
  3. Tijdens de aanleg, het branden en het opruimen van het vreugdevuur houdt de vergunninghouder toezicht of zorgt voor toezicht door een meerderjarig persoon. Deze contactpersoon is telefonisch bereikbaar op het in de aanvraag aangegeven telefoonnummer.
  4. Bij de stookplaats zijn er voldoende blusmiddelen beschikbaar.
  5. Het vuur mag alleen branden als de windkracht minder is dan 5 en de windrichting zodanig staat dat er geen hinder of overlast wordt veroorzaakt voor omwonenden en/of voor het wegverkeer.
  6. Als voor het actuele natuurbrandrisico (zie www.natuurbrandrisico.nl) fase 2 (was code oranje of rood) van toepassing is, mag u geen vuur stoken. De verleende ontheffing voor het stookverbod geldt dan niet.
  7. U mag alleen snoeihout en overig schoon hout gebruiken. Dat betekent: gebruiken van verduurzaamd (geverfd of geïmpregneerd) hout, huisraad, huisvuil- en bedrijfsafval, kunststoffen, plaatmateriaal, autobanden, vloeibare- en chemische stoffen en dergelijke is niet toegestaan.
  8. Bij het verbranden van snoeihout geldt een maximum van 10m3. De houtstapel voor het paas- of eindejaarsvuur moet stabiel zijn gestapeld en mag maximaal 5 meter lang, 5 meter breed en 3 meter hoog zijn. Voor de veiligheid moet u vanaf het vuur minimaal de onderstaande afstanden aanhouden:
    1. bebouwing 50 meter;
    2. rietgedekte bouwwerken 100 meter;
    3. bos, heide, veen en andere natuurgebieden en/of risico objecten 50 meter;
    4. de openbare weg 10 meter;
    5. oppervlakte water 25 meter
      Voor vreugdevuren gelden daarbij nog de volgende afstanden:
    6. tot het publiek 10 meter;
    7. bovengrondse hoogspanningskabels 100 meter.
  9. Om het risico van opstijgende vuurdeeltjes te beperken, mag u het vuur niet met bladeren, houtwol, hooi, stro of dergelijke gemakkelijk opstijgende materialen aansteken of in stand houden.
  10. U stookt het vuur op een onbrandbare ondergrond op de locatie die is aangegeven in de ontheffing.
  11. U zorgt voor een goed brandend vuur zodat een volledige verbranding kan plaatsvinden en zo min mogelijk rookontwikkeling ontstaat.
  12. Om te voorkomen dat bodemverontreiniging ontstaat, maakt u voor het aanmaken van het vuur geen gebruik van vloeibare brandstoffen.
  13. De houder van de ontheffing moet de achtergebleven verbrandingsresten op een milieu hygiënische verantwoorde wijze afvoeren. Als niet aan deze verplichting wordt voldaan ruimt de gemeente deze resten op en brengt de kosten in rekening bij de houder van de ontheffing.

Ontheffing vuur stoken aanvragen